Wanneer je informatie zoekt over windsurfen, les krijgt in het windsurfen of gewoon een gesprek hebt met andere surfers over windsurfen merk je al snel dat er veel ´jargon´ wordt gebruikt.
We hebben daarom een aantal belangrijke termen voor je op een rij gezet:
Hogerwal en lagerwal zijn twee termen uit de zeilsport, die zijn bedoeld om de windrichting ten opzichte van de wal aan te duiden.
Hogerwal: is de wal waar de wind vandaan komt
Lagerwal: is de wal waar de wind naartoe gaat
Aanlandige wind: de wind komt naar het land toe
(* de wind lijkt vaak sterker dan het werkelijk is, er zijn golven, geen probleem met afdrijven)
Aflandige wind: de wind gaat van het land af (* vlak water, terugkomen is lastig)
Loefzijde: is de kant waar de wind tegenaan blaast
Lijzijde: is de kant waar de wind vandaan wegwaait
Verlijeren is een scheepvaartterm die betekent dat de wind een schip opzij beweegt en wel in de richting van de lijzijde van het schip.
Oploeven en Afvallen zijn twee verwante termen uit de zeilvaart, die ook van toepassing zijn op vrijwel alle vaartuigen. Het betreft in beide gevallen een verandering van de vaarrichting.
Oploeven: naar de wind toe draaien (mast naar achteren, neus gaat naar de richting waar de wind vandaan komt)
Afvallen: van de wind af draaien (mast naar voren, de neus van de plank gaat naar de richting waar de wind naar toe waait)
Masthand: de hand die het dichtste bij de mast is
Zeilhand: de hand die het verste van de mast is
Bakboord: De linkerzijde van de plank wanneer je naar de neus van de plank kijkt. Je vaart bakboord als je in de gewone vaarhouding met je zeil over de linkerkant van het board vaart. Je rechterhand is dan dus de masthand.
Stuurboord: De rechterzijde van de plank wanneer je naar de neus van de plank kijkt. Je vaart over stuuRboord met je zeil over de Rechterkant van het board (als je in de gewone vaarhouding vaart). Je linkerhand is dan dus je masthand.
Opkruisen: zigzaggend tegen de wind in surfen.